Joseph-Laurent Dyckmans was kunstschilder en begon zijn loopbaan als ambachtsman bij huis- en meubelschilder Verhoeven. Overdag werkte hij als schildersgast, buiten zijn werkuren volgde hij de lessen aan de Kunstacademie van Lier o.a. bij Melchior Gommaar Thieleman. Van 1822 tot 1828 vinden wij zijn naam herhaaldelijk vermeld in de lijst der bekroonden; van 1822 tot 1826 volgde hij er lessen in tekenkunst. In 1827 ging hij over naar de klas van bouwkunde en behaalde ook dit jaar en het volgende de eerste prijzen. Wanneer hij de Academie van Lier verlaten had, werkte hij nog enige tijd als decoratieschilder in zijn geboortestad. Toen was hij ervan overtuigd dat hij geroepen was om kunstschilder te worden; hij verkreeg van het Gemeentebestuur van Lier een jaarlijkse toelage van honderd frank en begaf zich naar Antwerpen om zich daar verder te volmaken. Aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen ging hij van 1831 tot 1835 in de leer bij Gustaaf Wappers. Eerst ging hij als decoratieschilder aan de slag. Onder invloed van Wappers werd hij historie- en genreschilder. Dat leverde hem gauw de titel “de Vlaamse Gerrit Dou” op (Gerrit Dou was een Nederlandse kunstschilder die leefde van 1613 tot 1675 en die gespecialiseerd was in genrestukken). In 1934 haalde hij op een expo in Antwerpen groot succes met zijn doek ‘Liefdebekentenis’ en in 1836 behaalde hij met ‘de Dampartij’ een zilveren medaille op het Salon van Brussel. Van 1841 tot 1854 werkte Dyckmans als professor aan de Academie in Antwerpen. In 1841 reisde hij naar Parijs en Amsterdam. Vanaf 1843 was hij lid van de Antwerpse Academie en vanaf 1847 van de Koninklijke Academie van België. Tussen 1846 en 1849 stelde hij regelmatig tentoon in de London Royal Academy of Arts en verkocht veel werken in Groot-Brittannië. In 1870 werd hij Officier in de Leopoldsorde. Onder zijn leerlingen bevonden zich Wilhelm Busch, Friedrich Karl Hausmann en Jan Frederik Pieter Portielje. Tot zijn bekendste werken behoort ‘De blinde bedelaar’; het kwam tot stand in 1852 en hangt in het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Van dit thema heeft hij meerdere versies gemaakt. In zijn portretten zien we mensen uit verschillende sociale gezelschappen. Hij schildert meestal harmonische taferelen die aan de salons van Biedermeier doen denken. Daarnaast schilderde hij ook landschappen, stadsgezichten en bloemen. Werk van hem hangt o.a. in Antwerpen, Lier, Amsterdam en Londen.
Door zijn verfijnde techniek en zijn weke sentimentaliteit genoot hij grote populariteit in binnen-en buitenland. Hij huwde op 27 juli 1847 met Lucia Franssen, ze hadden twee dochters. Hij leidde een stil en afgezonderd leven, woonde aan de Mechelsesteenweg in Antwerpen en had een buitenverblijf in Kalmthout.